De Spilliaertcollectie van Mu.ZEE

Twee Oostendse musea, veel aankopen, enkele schenkers en een portie mysterie

Door dr. Stefan Huygebaert, curator Mu.ZEE

Als kunstmuseum in Spilliaerts geboortestad Oostende heeft Mu.ZEE een geprivilegieerde relatie met de kunstenaar en zijn werk. Mu.ZEE ontstond in 2010 onder zijn huidige naam door de fusie van twee Oostendse musea: het Museum voor Schone Kunsten van Oostende, opgericht in 1893, en het PMMK (Provinciaal Museum voor Moderne Kunst), dat na eerdere vestigingen in Brugge en Ieper in 1986 neerstreek in het huidige museumgebouw in de Romestraat. De uitbouw van de collectie in de afgelopen 130 jaar is allesbehalve een rechtlijnig verhaal. Bovendien is de herkomst van een aantal stukken – passend bij deze mysterieuze kunstenaar – in raadselen gehuld.

PMMK

De jongste van de twee instellingen, het PMMK, richtte zich vanaf de start van de collectie in 1957 op jonge Vlaamse kunst vanaf het Vlaams expressionisme. De opname van werken van Léon Spilliaert in de PMMK-collectie, noopte toenmalig conservator Willy Van den Bussche (1942-2013) eind jaren ’70 tot meer uitleg. Hij verklaarde dat Spilliaerts ‘belangrijkste oeuvre zich nochtans vóór de Eerste Wereldoorlog’ situeerde, maar dat Spilliaert gezien werd als een overgangsfiguur tussen symbolisme, pre-expressionisme en surrealisme. 1 In 1966 kreeg het PMMK van Spilliaerts weduwe zes vroege werken, waaronder Marine met kielzog (1902) en Strand met maan (1908), voor een totaalbedrag van 600.000 BEF. 2

Het Oostendse Museum voor Schone Kunsten

Het Museum voor Schone Kunsten, opgericht na een beslissing van het stadsbestuur in oktober 1893, had vanaf 1897 als eerste conservator Constant Permekes vader Henri (1849-1912). Tijdens het leven van Spilliaert kreeg het museum enkele van zijn werken.

Helaas ging in de nacht van 27 op 28 mei 1940 het aankooparchief verloren in een oorlogsbrand, die ook het naburige huis in de Kapellestraat 2 verwoestte. Hierdoor verdween de documentatie over de verwerving van tien Spilliaerts, die vandaag in de collectie zitten en vooral gedateerd zijn in 1930 en 1931, maar ook over het topstuk Zelfportret met spiegel uit 1908. 3 Naar alle waarschijnlijkheid gaat het om werken van Spilliaert die al voor 1940 in de collectie zaten, maar niet door de brand werden vernietigd. Hier vindt u tien Spilliaerts afkomstig uit het Oostendse Museum voor Schone Kunsten met een onbekende herkomst :

Zelfportret met spiegel, 1908, Oost-Indische inkt, aquarel en pastelkrijt op papier, 48 x 63 cm. Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000037. Foto Hugo Maertens.
Léon Spilliaert, Haven te Oostende, 1910, aquarel, gouache en pastel op papier, 50 x 100 cm, Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000059. Foto Steven Decroos.
Landschap – Keignaertkreek te Zandvoorde, 1931, aquarel op papier, 37 x 55 cm, Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000443. Foto Cedric Verhelst.
Brug, 1930, aquarel op papier, 32 x 48 cm, Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000445. Foto Cedric Verhelst.
Duinen, 1928, aquarel op papier, 54 x 74 cm, Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000477. Foto Cedric Verhelst.
Landschap, 1930, aquarel op papier, 28 x 39 cm, Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000480. Foto Cedric Verhelst.
Boerderij langsheen de Gistelse Steenweg, 1930, aquarel op papier, 17 x 26 cm. Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000531. Foto Cedric Verhelst.
Boerderij nabij de Nukkerwijk, Sas-Slijkens, 1930, aquarel op papier, 17 x 26,5 cm. Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000532. Foto Cedric Verhelst.
Landschap met boom op het voorplan, 1929-1930, aquarel en Oost-Indische inkt op papier, 53 x 74 cm. Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000636. Foto Cedric Verhelst.
Duinen, 1926, aquarel en gouache op papier, 38 x 55 cm. Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000645. Foto Cedric Verhelst.

Een reconstructie van de uitbouw van de Spilliaertcollectie voor 1940 kan een en ander ophelderen. Uit een ongedateerde bezoekersgids, die waarschijnlijk in 1924 gedateerd kan worden, blijkt dat het museum voor de oorlog alleszins twee aquarellen van Spilliaert had: Strand (1905, 58 x 69 cm) en Visserskwartier (1914, 88 x 71 cm). 4

Deze werken gingen naar alle waarschijnlijkheid samen met kunst van Emile Spilliaert en Louise Héger, maar ook van James Ensor, Fernand Khnopff en vele anderen in de oorlogsbrand verloren. 5 Wanneer ze in de collectie opgenomen werden is onduidelijk. Het ‘museum’ bestond in die tijd enkel als collectie en gebruikte de zalen van het stadhuis aan het Wapenplein, de bibliotheek, het Kursaal op de dijk en het Hospitaal als tentoonstellingsruimte. 6 In maart 1924 riep de Spilliaert-gezinde krant Le Carillon de Stad Oostende op om werk van de kunstenaar te kopen. De tijd was rijp, de verzamelaars waren er en de prijzen zouden stijgen. 7 Het zou kunnen dat kort nadien Strand en Visserskwartier verworven werden, want zeven maanden later beschreef Georges Paquot het museum in Le Carillon en zag hij in het stadhuis twee werken van Spilliaert, een ‘vissershuis’ en een ‘avondlijk zicht op het staketsel’. 8 Onduidelijk is of dit laatste werk overeenkomt met het eerder vermelde Strand. Mogelijk doelde Paquot, op Haven te Oostende. Deze grote aquarel met gouache en pastel uit 1910 is vandaag een van de tien Spilliaerts zonder herkomstgeschiedenis in de Mu.ZEE-collectie. Een echt avondlijk karakter valt echter niet meteen op.

In 1925 kocht de stad Oostende een werk getiteld La Lune de Miel (letterlijk: Honingmaan of figuurlijk: Huwelijksreis) op de dubbeltentoonstelling Spilliaert-Oscar Jespers in het Kursaal.9 Het is weinig waarschijnlijk dat dit het werk Strand uit 1905 is, zoals vermeld in de bezoekersgids en in 1940 verloren gegaan, aangezien Spilliaert doorgaans recent werk tentoonstelde. 10 Bij een Rotarybezoek in 1926 hingen drie niet nader vernoemde werken van Spilliaert in de Oostendse bibliotheek, die in het stadhuis gevestigd was. 11 We mogen ervan uitgaan dat het ging om Strand, Visserskwartier en Lune de Miel – tenzij het om nog andere Spilliaerts ging, bovenop de werken die in het museumgedeelte van het stadhuis werden tentoongesteld. In 1929 meldde Le Carillon dat bibliothecaris-conservator Carlos (Carlo) Loontiens (1892-1969) een ‘tiental Spilliaerts’ uit zijn eigen collectie aan de stad had geschonken, samen met werken van (Jan) De Clerck en (Maurice) Seghers. 12 Meer is over deze schenking niet geweten. De optelsom lijkt eenvoudig, aangezien ook tien Spilliaerts vandaag een onduidelijke herkomst hebben. Echter: vijf van die werken met onbekende herkomst zijn gedateerd in 1930 en een in 1931. Was de krant fout geïnformeerd (ging het misschien om een langdurige bruikleen?), of zijn deze Spilliaerts van Loontiens ook (deels) verloren gegaan in mei 1940? Ook vreemd is dat de lokale krant Le Littoral eind december 1930 berichtte over de aankoop van ‘een grote aquarel: het bekende huis genaamd ‘Prekstoel’. 13 De aankoop zou gebeurd zijn op voorstel van de schepen voor schone kunsten, Georges Verhaeghe. Kort voordien was het werk te zien op de tentoonstelling Vieille Ostende in de galerij Studio van mevrouw Storck-Hertoge. Vreemd, aangezien het museum een werk met de titel Het huis genaamd ‘De Preekstoel’ pas in 2003 aankocht bij een lokale kunstgalerij. Enkele dagen na dit eerste artikel uit 1930 berichtten diverse kranten dat de stad op die tentoonstelling ‘schilderwerken’/ ‘oeuvres’ van Spilliaert, Gerbosch en Ensor had aangekocht voor het museum, maar enkel in het eerste artikel werden de titels van de werken (telkens één per kunstenaar) gespecifieerd. 14 Mogelijk ging het om een andere versie of ander zicht op het bekende Oostendse huis, en opnieuw een werk dat verloren ging in de oorlogsbrand.

De verwerving van Spilliaerts voor het Museum voor Schone Kunsten tijdens het interbellum

  • maart 1922: benoeming Carlo Loontiens als conservator van het Museum voor Schone Kunsten en het Heemkundig museum
  • 19 maart 1924: Le Carillon roept de stad op om werk van Spilliaert te kopen
  • 2 december 1924: Georges Paquot maakt melding van ‘une maison de pêcheur ostendais et une vue de l’estacade le soir’ (‘een oostends vissershuis en een avondlijk zicht op het staketsel’) in het museum
  • ca. 1924: een bezoekersgids vermeldt de twee aquarellen Strand en Visserskwartier van Spilliaert in de inkomhal van het museum
  • september 1925: de stad koopt Lune de Miel van Spilliaert aan
  • oktober 1926: bij een Rotarybezoek hangen 3 niet nader vernoemde Spilliaerts in de bibliotheek
  • april 1929: volgens een bericht in Le Carillon schenkt conservator Loontiens een tiental Spilliaerts aan de stad
  • december 1930: de stad koopt (een versie van) Het huis genaamd de preekstoel aan
  • 27-28 mei 1940: een oorlogsbrand verwoest het stadhuis en de meeste van de kunstwerken uit het Museum voor Schone Kunsten - conservator Carlo Loontiens wordt na de oorlog uit zijn ambt ontzet

Alles bij elkaar zijn sinds de brand van 1940 mogelijk tot veertien werken van Spilliaert verdwenen. De naoorlogse verwervingsgeschiedenis is gelukkig beter gedocumenteerd. Onder leiding van conservator Frank Edebau kocht het museum na Spilliaerts dood, tussen 1947 en 1972, twintig werken van zijn weduwe. In 1953 vond met negen werken, onder andere de topstukken De windstoot, Zelfportret met rood potlood en Witte gewaden, een grote aankoopronde plaats. In de jaren ’70 werden bij diverse handelaren en verzamelaars werken verworven, met Duizeling als hoogtepunt in 1975. Madeleine Spilliaert schonk in 1996 de ets Zelfportret, dubbelportret van Emile Verhaeren en portret van Edmond Deman. Het werk was net als twintig eerder verworven Spilliaerts rechtstreeks afkomstig uit de nalatenschap van zo’n 300 werken die Spilliaert aan zijn vrouw en dochter geschonken had. Eerder, in 1957, doneerde Spilliaerts zus Rachel Schriewer-Spilliaert drie werken aan het museum. Ook bij Spilliaerts vriend Henri Vandeputte kocht het museum in 1952 een werk, Portret van Andrew Carnegie.

Dankzij de in 1990 opgerichte Vrienden van de Stedelijke Musea en hun opvolger, de Vrienden van Mu.ZEE, kwamen er vanaf 1994 drie grafische werken, een geïllustreerde publicatie, de tekening De haven van Oostende, de aquarel Vrouw met kind lezend en het Portret van Mejuffrouw Simonne Kremer in de collectie. Mevrouw Van Glabbeke, weduwe van de Oostendse burgemeester Adolphe Van Glabbeke (1904-1959), historicus Patrick Vandenabeele (1959-2013), mevrouw Fernanda Vermeir, de Vereniging tot Verrijking van het Belgisch Artistiek en Folkloristisch Kunstpatrimonium, de Openbare Bibliotheek van Oostende (met een overdracht van heel wat lithografieën in 1989) en kunstenaar en kunsthistoricus Xavier Tricot (°1955) vervolledigen de lijst van Spilliaertschenkers.

Mu.ZEE

Xavier Tricot schonk Karaf op nachttafel in 2018 aan de Stad Oostende, als deel van een grotere schenking, toen de collectie al beheerd werd onder de naam Mu.ZEE. Sinds 2020 kan Mu.ZEE ook rekenen op de langdurige bruikleen van een bijzondere, nog steeds groeiende privécollectie Spilliaert-werken, met representatieve stukken uit zowel de vroegste (Solitude, 1901) tot de laatste jaren (Winterse bomen, 1942), als de periode daar tussenin. In 2024 verwierf Mu.ZEE Poppen. De markies en het Tiroler meisje uit 1928, een ‘zeldzaam en onmisbaar’ sleutelwerk dat als primeur in Vlaanderen, na de decreetswijziging van 10 maart 2023, via erfbelastingsbetaling aan een museum werd toevertrouwd. Datzelfde jaar gaf de Koning Boudewijnstichting, binnen een selectie van vijftien werken uit een verworven privécollectie, een grote aquarel van Spilliaert, Hooimijt, bij Mu.ZEE in bewaring.

De Mu.ZEE-collectie bevat bovendien een aantal boeiende ‘Spilliaertiana’, objecten gelinkt aan Spilliaerts leven, zoals een origineel parfumflesje Fleurs des Flandres van de parfumerie Spilliaert, een nieuwjaarsbrief van de jonge Spilliaert en een pasteldoos, vermoedelijk de doos die de kunstenaar in Parijs van zijn vader kreeg.

Grafisch werk

Tot slot bewaart Mu.ZEE een zeer belangrijke en uitgebreide collectie grafisch werk. Hoewel er pas in 1982 een eerste tentoonstelling over Spilliaerts grafisch werk georganiseerd werd, verzamelde het Museum voor Schone Kunsten al in de jaren 1950, ’60 en ’70 prenten van Spilliaert. Vanaf de late jaren 1980, onder conservator Norbert Hostyn, kreeg deze collectie een stevige impuls. Het gaat enerzijds om losse grafiek: twee etsen en een droge naald uit Spilliaerts ‘etsjaar’ 1908 en elf individuele lithografieën uit 1917-1919, de periode waarin hij zich op lithografie concentreerde. 15 De Mu.ZEE-collectie bevat anderzijds exemplaren van alle albums of mappen die Spilliaert ontwierp, met name de volledige reeks van tien litho’s uit het album Les Serres Chaudes (1917, ex. 3/20) naar Maeterlinck, het album Plaisirs d’hiver (1918, 15 reguliere litho’s, 5 drukproeven, een titelblad en een gekartoneerde kaft, naast ontwerptekeningen voor vijf van de tien prenten en de kaft) en de reeks Sites Brabancons (1919). Ook zijn er de geïllustreerde poëziebundels of boeken van Franz Hellens (La femme au prisme, 1920), Henri Vandeputte (Poëmes du Poëte, 1931), Benoît Bouché (Au temps que Nanette était perdue, 1931, inclusief een exemplaar met alle unieke aquarellen en pentekeningen), Paul Neuhuys (Inutilités. Poèmes, 1941) en Marcel Lecomte (La servante au miroir, 1941). In de loop der jaren werden vaak meerdere exemplaren van deze publicaties verworven, onder andere door een overdracht van de Oostendse Stadsbibliotheek in 1991. Opmerkelijk is de verzameling van La servante au miroir, elf exemplaren werden aangekocht tussen 1997 en 2007, waarvan maar liefst vijf bij Herman Goossens in 2007. Waarschijnlijk wou men de mogelijkheid hebben om het boek op verschillende bladzijden tegelijk tentoon te stellen. Tot slot bewaart Mu.ZEE ook diverse geïllustreerde tijdschriften waarvoor Spilliaert de kaft of binnenillustraties ontwierp, met name Pourquoi Pas ? (augustus 1902), Haro ! (augustus 1913), La mascotte : Le Tout-Ostende (1921), Sélection (december 1925, januari 1926) en Ostende et le littoral belge (1929).

De optelsom van dit alles maakt dat Mu.ZEE vandaag een representatieve collectie van 110 unieke werken (waarvan vier tweezijdig) uit het brede oeuvre van Spilliaert bewaart en/of langdurig in bruikleen neemt. De verzameling omvat zowel vroege als late werken in diverse media en verschillende topstukken en publiekslievelingen, waarvan er vier op de topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap staan, aangevuld met een zeer representatieve grafische collectie van 3 tiendelige prentenreeksen of -albums, 20 individuele prenten, 25 geïllustreerde boeken en 7 tijdschriften. Deze referentiecollectie blijft bovendien evolueren, net als het onderzoek naar haar ontstaan en naar de kunstwerken waaruit ze is opgebouwd.

Voetnoten

  • 1

    Willy Van den Busshe, Provinciaal Museum voor Moderne Kunst: Kataloog, West-Vlaanderen, 1979, p. 41-42.

  • 2

    ‘Aankoop van schilderijen’, in Burgerwelzijn, 8 juli 1966, p. 10.

  • 3

    Mu.ZEE, collectie Stad Oostende, inv. SM000037; SM000059; SM000443; SM000445; SM000477; SM000480; SM000531 SM000532; SM000636; SM000645.

  • 4

    ‘La plage’ en ‘Quartier de pêcheurs à Ostende’ Carlo Loontiens, L’Histoire d’Ostende expliquée au Musée communal. Catalogue illustré et annoté des œuvres d’art et des antiquités, Oostende, s.n., p. 23-24. Norbert Hostyn, 100 jaar Museum voor Schone Kunsten van Oostende, Oostende, Stad Oostende, 1993, p. 38.

  • 5

    Norbert Hostyn, Museum voor Schone Kunsten Oostende. Léon Spilliaert. Catalogus van de verzameling, Oostende, Museum voor Schone Kunsten, 1990, p. 35. Norbert Hostyn, 100 jaar Museum voor Schone Kunsten van Oostende, Oostende, Stad Oostende, 1993, p. 47.

  • 6

    Norbert Hostyn, 100 jaar Museum voor Schone Kunsten van Oostende, Oostende, Stad Oostende, 1993.

  • 7

    ‘Léon Spilliaert’, in Le Carillon, 19 maart 1924, p. 1.

  • 8

    ‘une maison de pêcheur ostendais et une vue de l’estacade le soir’ Georges Paquot, ‘Notre musée de peinture’, in Le Carillon, 2 december 1924, p. 2.

  • 9

    ‘Exposition au Kursaal’, in Le Carillon, 3 september 1925, p. 8.

  • 10

    Informatie verkregen van Anne Adriaens-Pannier op 7 november 2024.

  • 11

    Henry Vandeputte, ‘Ostende et le Rotary’, in Journal de la Côte, 20 oktober 1926, p. 1. 

  • 12

    ‘une dizaine de Spilliaert, sept De Clerck, des Seghers, etc.’ ‘un beau don’, in Le Carillon, 27 april 1929, p. 8. Loontiens was in maart 1922 benoemd als conservator van de Oostendse musea. ‘Benoeming’, in De Duinengalm, 3 maart 1922, p. 2.

  • 13

    ‘une grande aquarelle : la célèbre maison appelée ‘Prekstoel’’ Jerry, ‘Chronique artistique’, in Le Littoral, 27 december 1930, p. 5.

  • 14

    ‘Oostende. Aankoopen voor het Museum’, in Brugsch Handelsblad, 13 januari 1931, p. 3. ‘Pour le Musée’, in Journal de Bruges, 1 januari 1931, p. 2.

  • 15

    Xavier Tricot, Léon Spilliaert. Oeuvrecatalogus van de prenten, (tent. cat. Oostende, Venetiaanse Gaanderijen, 2018), s.l., Pandora Publishers, 2018, p. 7.

Laatst bijgewerkt: 17-12-2024

Lees ook

Still video Marie-Noëlle Grison
Marie-Noëlle Grison onderzoek

Onderzoekers

Meer lezen
Dame in expositie, 1912.
Léon Spilliaert, Dame in expositie, 1912, aquarel en kleurpotlood op papier, 81 x 66,5 cm. Collectie Mu.ZEE, collectie Vlaamse Gemeenschap, inv. K000436. Foto Cedric Verhelst. Een van de zes Spilliaerts die de provincie West-Vlaanderen in 1966 bij weduwe Rachel Vergison aankocht voor het PMMK.

Tentoonstellingen

Meer lezen