Kunsthistorici, auteurs van overzichtswerken, kunstliefhebbers: we hebben allemaal de neiging om kunstenaars aan een bepaalde stroming te verbinden, in het bijzonder de kunstenaars van de negentiende en twintigste eeuw. Zo ook Spilliaert, die met de ene voet in de 19e en de andere in de 20e eeuw stond. Op de grens van het symbolisme, expressionisme en zelfs het surrealisme. Deze kunststromingen zien we weerspiegeld in zijn werk.
Zijn vroege werk heeft affiniteit met het symbolisme. Deze van oorsprong literaire stroming suggereert en impliceert, is zeer op de eigen individuele ervaring gericht, roept het mysterie van het alledaagse op of verwijst naar een hogere werkelijkheid met symbolen. Het symbolisme komt op kort na de geboorte van Spilliaert en een generatie later vertonen zijn werken er enkele typische kenmerken van. Vrouwen veralgemeent hij vaak tot gevaarlijke wezens, met zijn zelfportretten focust hij op zichzelf en zijn interieurs en stillevens roepen mysterie op. Bovendien werkt hij vooral op papier, net zoals veel symbolisten die de afgewerkte tekening opnieuw tot kunstwerk verheffen.
Zelf adviseert Spilliaert een jonge kunstenaar als volgt: ‘Doe nooit aan verbeeldingsschilderen. Symbolisme, mysticisme, enz. enz. één warboel en ziek gedoe, al wat ik tot op heden heb verricht. Ik zou alles willen vernietigen. Ach! Was ik maar verlost van mijn onrustig en koortsig karakter, had het leven mij maar niet in zijn klauwen, dan trok ik ergens naar het platteland om er stomweg, doodeenvoudig te kopiëren hetgeen mijn ogen zien zonder er iets bij of af te doen. Dat is het leven en dat is de waarheid van schilderkunst.’ 1 De kunst van Spilliaert wordt nog in 1931, lang na de hoogdagen van het symbolisme, gezien als ‘de uitdrukking van de ziel’, helemaal conform die vroegere symbolistische stroming. 2
Spilliaerts werk vertoont, door de vormelijke vereenvoudiging en het ontbreken van details, bovendien gelijkenissen met het expressionisme zoals dat in België kort voor en vooral na de Eerste Wereldoorlog hoogtij viert. Kunsthandelaars André De Ridder en Paul-Gustave Van Hecke zetten met hun galerij Sélection artiesten als Frits Van den Berghe, Gust De Smet en Constant Permeke als ‘Vlaamse expressionisten’ op de kaart. De Ridder vraagt Spilliaert in mei 1920 zelfs om als ‘voorloper van het expressionisme’ werken aan de galerij toe te vertrouwen. 3
En ook het surrealisme is Spilliaert niet vreemd. Zo leest hij in 1924 met veel interesse André Bretons Manifest van het Surrealisme. Hij vindt er naar eigen zeggen ‘enkele bladzijden die een énorme suggestieve kracht uitstralen. Alles gebeurt in de droom. Maar een directe droom zoals de realiteit.’ 4 Vandaag wordt Spilliaert erkend als een voorloper van de surrealisten omdat zijn werk de geest diep verwart. 5
Trouwens, zoals veel kunsthistorici graag hokjes gebruiken, schrijven ze even graag hoe bepaalde kunstenaars niet graag in een hokje thuishoren. Dat geldt ook over Spilliaert, van wie even vaak geschreven wordt dat hij moeilijk onder één stroming thuis te brengen valt.