Spilliaert is onlosmakelijk met zijn geboortestad verbonden: door zijn zichten op de dijk, de zee en de haven, baadsters en vissersvrouwen, maar ook zijn familienaam is onder andere door de parfumerie- en kapperszaak van zijn vader goed gekend in Oostende. Zijn vele binnenzichten, interieurs, stillevens wekken bovendien de indruk dat hij weinig animo vertoonde om zijn vertrouwde omgeving te verlaten.
Hoewel Spilliaert tot zijn 35e in het ouderlijke huis woont, verlaat hij de badstad meermaals. Zo trekt hij in 1902 naar Brussel om te werken bij uitgever Edmond Deman. In 1904 gaat hij naar Parijs, waar hij via Emile Verhaeren heel wat prominente kunstenaars ontmoet. De daaropvolgende jaren zou hij nog vaak naar Parijs terugkeren.
In 1917, in volle oorlog, laat Spilliaert Oostende voor het eerst echt achter zich en verhuist hij, samen met zijn kersverse echtgenote Rachel, naar Brussel. Stiekem droomt hij zelfs van een vlucht naar het neutrale Zwitserland, maar deze plannen worden gedwarsboomd door onder meer Rachels zwangerschap. 1 Het gezin vestigt zich in Molenbeek, in de wijk Karreveld en later in de Begijnenstraat. In 1922 keren ze terug naar Oostende, maar in 1935 wijken ze definitief uit naar het Brusselse. Tijdens de laatste tien jaar van zijn leven verhuizen ze nog regelmatig binnen de gemeente Elsene.
De Spilliaerts verblijven niet enkel in Oostende en Brussel, o.a. Nieuwpoort, een andere badplaats aan de Belgische kust, is een van hun vakantiebestemmingen. Een keer logeert Spilliaert ook in het Zuid-Franse Saint-Jacques nabij Grasse, in het buitenverblijf van Henri Vandeputte. In de zomer van 1930 trekt hij naar het Henegouwse dorpje Bassilly, vooral om er zich te laten inspireren voor de illustraties bij het boek Au temps que Nanette était perdue van Benoît Bouché. Vanaf 1936 brengen de Spilliaerts vaak tijd door in het buitenverblijf van Adolphe Van Glabbeke, de latere minister en Oostends burgemeester, in de Hoge Venen.
Hoewel Spilliaert beweert een reizigersdroom te koesteren, wordt hij nooit een echte globetrotter. In 1903 hoopt hij via de schoonzoon van Edmond Deman naar Congo te gaan, maar gezondheidsproblemen gooien roet in het eten. In 1908 benijdt hij zijn vriend Stefan Zweig, die op het punt staat naar Indië te vertrekken. Wanneer hij in 1927 zelf de kans krijgt om per vrachtschip een wereldreis te maken, krijgt hij koudwatervrees en laat hij de droom voorgoed varen. 2 Uiteindelijk beperken zijn reisavonturen zich tot een gezinsreis in 1932, wanneer hij een reisbeurs van de Belgische regering ontvangt. Met dat geld hoopt hij via de Zwitserse Alpen langs de Adriatische kunst over de Abruzzi naar Rome en Sicilië te reizen. Hij leefde al spartaans en ook op reis geniet hij samen met zijn gezin van weinig luxe, de reis breekt hij vroegtijdig af. 3 Uiteindelijk bereiken ze Venetië en de Dolomieten.
Op zijn sterfbed geeft Spilliaert aan terug naar Oostende te willen, maar zijn precaire gezondheid laat dit niet toe. Hij wordt wel in zijn geliefde badstad begraven, na een mis in de Maria-Boodschapkerk in Elsene. 4