Er zijn zeker aanwijzingen dat Spilliaert een melancholische kant had. Zo spreekt hij in 1904 als jongeman niet erg positief over zichzelf: ‘Ik stoot zoveel mensen af met mijn wilde, nerveuze, boze karakter en mijn lompe manieren.’ 1
En in 1920, terugblikkend op zijn leven, schrijft hij dat zijn kindertijd ‘een schitterende herinnering’ is, maar dat zijn ziel sindsdien ‘gestolen’ was en dat hij die nooit teruggevonden had. Die pijnlijke zoektocht drijft hem als kunstenaar.2 Ook in zijn brieven en zelfportretten cultiveert hij het beeld van de mistroostige kunstenaar. Bovendien stellen de aanvankelijk weinig positieve reacties op zijn kunst hem teleur.3 Net als bij heel wat tijdgenoten, vooral kunstenaars gelinkt aan het symbolisme, baadt veel van Spilliaerts vroege werk in een decadente ziekelijkheid eigen aan het fin de siècle en de literatuur van toen: Maeterlinck, Nietzsche e.a. De melancholische aard van zijn werken verandert op latere leeftijd, zeker na zijn huwelijk in 1916 en de geboorte van zijn eerste en enige kind Madeleine in 1917.
Meer dan ‘ongelukkig’ was Spilliaert vaak lichamelijk onwel. Begin 20e eeuw wordt hij regelmatig geplaagd door maagzweren. Eind 1909 wordt hij zelfs ernstig ziek door een levensbedreigende maagbloeding en die afzondering laat sporen na. 4 Het verklaart misschien waarom hij in 1909, in een onrustige en koortsige bui, schrijft: ‘Tot op heden is mijn leven eenzaam en triest verlopen, met een enorme kilte om me heen.’ 5 Zijn hele leven lang zullen maagproblemen hem kwellen en zijn vrienden en kennissen vragen vaak hoe het met hem gaat. 6 Zijn wankele gezondheid staat in die perioden van ziekte wellicht echt levensgeluk in de weg.
Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat Spilliaert ook een jolige kant heeft. Zijn gevoel voor humor en ironie vertaalt zich niet alleen in zijn gesprekken, maar eveneens in veel van zijn werken. Denk bijvoorbeeld aan de wat karikaturale figuren die hij op papier zette: magere burgermannetjes, vreemde hondjes en dikke matrones, wat later gevolgd door rennende stokmannetjes. 7 In de stomme kortfilm Réunion d’artistes van Henri Storck zien we Spilliaert trouwens kort voor zijn dood gezellig lachen in het bijzijn van onder meer zijn vrienden Paul Delvaux en Edgard Tytgat - een heel ander beeld dan wat de zelfportretten van veertig jaar voordien doen vermoeden.